Drogenbos

Raad voor maatschappelijk welzijn van 16/08/2021

Tegenwoordig:

 

Valérie Cogels

Voorzitter;

Elisabeth van Gelder, Jean-Claude Zoao, Nassima Ahmed, Valérie Van Berlamont, Marc Motmans en Jean-Luc Mazy

Raadsleden;

Sonja Dedoncker

Algemeen directeur;

 

Afwezig:

 

Alexis Calmeyn

Burgemeester;

Josiane D'Hont en Michelle Prins

Raadsleden;

 

 

Overzicht punten

 

Raad voor maatschappelijk welzijn van 16/08/2021

goedkeuren notulen 14 juni 2021

 

Juridische grond

De organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017.

Feiten en context

De notulen van de raad voor maatschappelijk welzijn van 14 juni 2021 goedgekeurd te worden.

Financiële gevolgen

Dit besluit heeft geen financiële gevolgen voor het OCMW.

 

Visum

Niet van toepassing

 

 

 

Besluit

 

Met algemene stemmen.

 

Enig artikel: Goedkeuring van de notulen openbaar en besloten gedeelte van de raad voor maatschappelijk welzijn van 14 juni 2021.

 

 

Publicatiedatum: 24/09/2021
Overzicht punten

 

Raad voor maatschappelijk welzijn van 16/08/2021

Sociaal verhuurkantoor - aanpak/toepassing taalkennisvereiste

 

Juridische grond

De organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen.

Het ministerieel besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2012 houdende de erkenning sociaal verhuurkantoor OCMW Drogenbos als sociaal verhuurkantoor.

18 juli 1966 - Wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken.

De Vlaamse Codex Wonen 2021.

 

Feiten en context

Op datum van 25 maart 2021 ontving het SVK OCMW Drogenbos een mail van toezichthouder Wonen Vlaanderen met de vraag onze administratieve aanpak/procedure m.b.t. de controle/opvolging van de taalkennisvereiste voor onze zittende huurders en hun wettelijke of feitelijke partners sinds 1 november 2017 te bezorgen/toe te lichten.

Er werd op de raad van 14 juni 2021 beslist een advies te vragen aan de dienst adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant.

op 9 juli 2021 ontvingen wij het advies (zie bijlage). Er dient een antwoord geformuleerd te worden aan toezicht Wonen Vlaanderen.

 

Adviezen

Advies Dienst van de adjunct van de gouverneur in bijlage: BRF_Walravens Stephanie_Sociaal Verhuurkantoor

 

Argumentatie

Op basis van het advies van de Dienst van de adjunct van de gouverneur kunnen we stellen dat:

         het SVK OCMW Drogenbos dat volledig ingebed is in het OCMW van de randgemeente Drogenbos de voorschriften van de Taalwet bestuurszaken moet toepassen. Op basis van artikel 25 van de Taalwet bestuurszaken, kunnen particulieren in de randgemeenten aan de administratieve diensten van de lokale besturen vragen om  bij hun contacten over te schakelen naar het Frans.

 

         de taalkennisverplichting (opgenomen in de Vlaamse Codex Wonen 2021) wordt opgelegd aan de huurder van een sociale woning en niet aan  kandidaat-huurder, zij wordt dus concreet opgelegd aan een inwoner van de gemeente waar de sociale woning gelegen is.

 

         De huurder van een sociale woning die gelegen is in een randgemeente kan in zijn hoedanigheid van inwoner van die gemeente bijgevolg wettelijk beroep doen op de faciliteitenregeling, indien hij dit wenst. In dat geval moet het Sociaal Verhuurkantoor het Frans gebruiken in de contacten met die huurder.

 

         In de randgemeenten houdt de faciliteitenregeling in dat van het principieel gebruik van het Nederlands kan worden afgeweken ten voordele van het Frans. De faciliteitenregeling geldt niet voor andere talen.

 

         In de Taalwet bestuurszaken wordt het recht op faciliteiten nergens verbonden aan (een bepaal)de taalkennis van die inwoner. Ze regelt in hoofdzaak het taalgebruik van de administratieve diensten.

 

         Op basis van artikel 29 van de Taalwet bestuurszaken, moeten ambtenaren in de randgemeenten die in contact komen met het publiek aantonen dat zij over een elementaire kennis van het Frans beschikken. Dit is echter niet het geval voor de inwoner die beroep wenst te doen op de faciliteitenregeling.

 

         Die keuzevrijheid, zonder bijkomende voorwaarden inzake taalkennis of vertrouwdheid met het Nederlands, blijkt niet alleen uit de formulering van het wetsvoorschrift dat het taalgebruik voor de betrekkingen met particulieren regelt, maar ook uit de overige bepalingen van Hoofdstuk 3, afdeling 4 – Randgemeenten, van de Taalwet bestuurszaken. De criteria die we in de wet expliciet terugvinden, zijn:

         In artikel 25 (betrekkingen met particulieren): “de door betrokkene gebruikte taal voor zover die taal het Nederlands of het Frans is”;

         In artikel 26 (getuigschriften, verklaringen, machtigingen en vergunningen: “in het Nederlands of in het Frans, naar gelang de wens van belanghebbende”,

         in artikel 28 (akten – Drogenbos, Kraainem, Linkebeek en Wemmel): “naargelang van de wens van de belanghebbende”.

De inwoner van een randgemeente heeft dus voor bepaalde handelingen de keuze tussen het Nederlands - de bestuurstaal - of het Frans. De keuze voor het Frans wordt in de wet niet onderworpen aan voorwaarden m.b.t. de gebruikelijke taal of moedertaal van de inwoner, noch verbonden aan persoonlijke kenmerken zoals Franstalig zijn, afkomst of nationaliteit. De gehanteerde criteria voor de toekenning van taalfaciliteiten zijn (1) de woonplaats van de aanvrager, (2) de hoedanigheid (particulier, geen bestuurders) en (3) het gewenste gebruik van het Frans.

 

         Nergens in de Taalwet bestuurszaken wordt het recht op faciliteiten afhankelijk gemaakt van het feit of men nu al dan niet Franstalig, Nederlandstalig of anderstalig is. De wetgever heeft als criterium voor het recht op faciliteiten immers gekozen voor de door de inwoner geuite wens voor ‘het gebruik van het Frans’, en niet een of ander systeem waarmee inwoners als ‘Franstalige’ zouden kunnen worden gekwalificeerd. Een dergelijk (hypothetisch) systeem zou trouwens steunen op een persoonlijk kenmerk, wat problematisch kan zijn in het licht van de antidiscriminatiewetten.

 

Een dergelijke (hypothetische) voorwaarde zou bovendien de wetgever genoodzaakt hebben om in de regelgeving criteria op te nemen die het mogelijk zouden moeten maken om ‘het Franstalig zijn’ van een inwoner op een duidelijke en objectieve wijze vast te stellen. Dit is duidelijk niet het geval.

 

Nochtans vinden we in de Taalwet bestuurszaken dergelijke criteria terug, bijvoorbeeld om de ambtenaren van o.a. de centrale diensten in te delen in een Franstalige of Nederlandstalige taalrol. Die indeling gebeurt dan op basis van de taal waarin het diploma waarop hun aanwerving berust, werd uitgereikt. We vinden een soortgelijke indeling ook terug in de regeling die het toepassingsgebied van de deelstatelijke normen vastlegt. In principe worden mensen die in Vlaanderen wonen als Nederlandstaligen beschouwd; inwoners van Wallonië als Franstaligen. De Nederlandstaligen zijn onderworpen aan de decreten van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest; Franstaligen vallen onder het toepassingsgebied van de Franse Gemeenschap of het Waals Gewest.

 

In beide gevallen steunt de kwalificatie Nederlandstalige of Franstalige niet op persoonsgebonden criteria (m.a.w. persoonlijke kenmerken), maar op neutrale criteria, zoals een diploma of de woonplaats/de territoriale indeling van het land.

 

De toekenning van de faciliteiten steunt dus op neutrale criteria zoals de woonplaats, de hoedanigheid van bestuurde en de wens van de betrokken persoon om het Frans te gebruiken. Elke huurder kan aan die criteria voldoen.

 

         Afwezigheid van subnationaliteit

In België zijn er geen subnationaliteiten. Onze staatsstructuur is opgebouwd rond 4 taalgebieden, 3 gewesten en 3 gemeenschappen. De werkingssfeer van de gemeenschappen is niet noodzakelijk gebonden aan één bepaald gewest en berust op het principe dat er geen subnationaliteit bestaat. Subnationaliteit impliceert immers een taalkeuze en een keuze voor een van de (taal)gemeenschappen van het land. Dit spoort niet met het territorialiteitsbeginsel dat de Belgische staatstructuur domineert.

 

Een van de grote bouwstenen van de huidige taalwetgeving is, zoals al vermeld, de indeling van het grondgebied in vier taalgebieden. Die indeling werd nadien ingeschreven in de Grondwet (artikel 4). Volgens de Raad van State heeft de wetgever met deze indeling in taalgebieden, geen etnografische vaststelling willen doen, maar een rechtsbegrip willen instellen waarbij ‘taalgebied’ derhalve niet betekent ‘een gebied waar in feite een bepaalde taal wordt gesproken’, maar ‘een gebied waar in rechte een bepaalde taal moet worden gesproken of een bepaalde taal moet worden gebruikt’.

 

Hoewel België in 2001 het kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden ondertekende, werd dit tot op heden nog niet door alle deelstaten geratificeerd. Er bestaat immers geen consensus over de invulling van het concept nationale minderheid. De verschillende Vlaamse regeringen hebben sinds 1999 steevast geweigerd om in te stemmen met dit kaderverdrag; volgens de Vlaamse overheid kunnen de Franstalige inwoners in de grote rand rond Brussel niet beschouwd worden als een minderheid. In verschillende regeerakkoorden verduidelijkte de Vlaamse regering dat zij het Minderhedenverdrag niet zou ratificeren omdat het haaks staat op het territorialiteitsbeginsel. De zienswijze van de Toezichthouder lijkt moeilijk inpasbaar bij het standpunt van de Vlaamse regering.

 

         Mogelijke schending van de antidiscriminatiewetten

Advies werd gevraagd aan UNIA, zal ons nog bezorgd worden.

 

         Taalkennisvereisten en attestering

De taalkennisvereiste Nederlands waarvan sprake, wordt opgelegd door artikel 6.20, eerste lid, 5° en 6° van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. Artikel 6.38 van het uitvoeringsbesluit Vlaamse Codex Wonen 2021 bevat een lijst van brevetten waarmee huurders de vereiste taalkennis Nederlands kunnen aantonen. Indien het sociaal verhuurkantoor op het ogenblik van de inschrijving manifest heeft vastgesteld dat de huurder beschikt over een basistaalvaardigheid Nederlands, hoeft een dergelijk attest niet te worden voorgelegd. Wanneer het sociaal verhuurkantoor die basisvaardigheid Nederlands niet op manifeste wijze kan vaststellen, moet de huurder aantonen dat dit wel het geval is. Dit kan, zoals gezegd, aan de hand van bepaalde attesten. Indien de huurder een dergelijk attest niet kan voorleggen, krijgt hij in principe één jaar de tijd om te voldoen aan de huurdersverplichtingen. Indien de huurder na die termijn niet voldoet aan, noch vrijgesteld werd voor die verplichting, moet de verhuurder dit melden aan de toezichthouder.

Artikel 6.39 van het uitvoeringsbesluit bevat eveneens een regeling waardoor de verhuurder de bevoegdheid kan krijgen om vast te stellen of een persoon al dan niet beschikt over een basistaalvaardigheid Nederlands.

De controle op de naleving van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 is een bevoegdheid van de afdeling Toezicht van het Agentschap Wonen-Vlaanderen.

 

Het standpunt van de Toezichthouder lijkt er in de praktijk toe te leiden dat in bepaalde dossiers het Sociaal Verhuurkantoor ook de kennis van het Frans moet evalueren (opdat faciliteiten kunnen worden toegekend). Zoals gezegd, vereist de Taalwet bestuurszaken nergens dat een inwoner van een randgemeente moet aantonen dat hij over een bepaalde kennis van het Frans beschikt. Deze wet bevat dan ook geen handvatten om de kennis van die taal te toetsen of aan te tonen voor dit doel.

Het ziet ernaar uit dat op dit ogenblik geen wettelijke basis bestaat die sociale verhuurkantoren zou toelaten om de taalkennis van het Frans geldig te attesteren.

 

         Hiërarchie regelgevende normen

Wat betreft de vraag welke norm primeert, Vlaamse Wooncode of de taalwetgeving, kan men er alleen maar op wijzen dat er tussen wetten en decreten geen hiërarchische relatie werd vastgelegd. Het ‘kracht van wet hebben’ van decreten die uitgevaardigd zijn door de gemeenschappen en gewesten is strikt gelijk aan die van de wetten die zijn uitgevaardigd door het federale parlement. De Grondwet en de bijzondere meerderheidswetten worden wel beschouwd als hogere normen.

 

De Vlaamse Codex Wonen 2021 en de Taalwet bestuurszaken staan dus op gelijke voet in de normenhiërarchie, maar gelden elk binnen de domeinen waarvoor de wetgever die de norm uitvaardigt, bevoegd is. Voor de regeling van het taalgebruik in de randgemeenten is de federale overheid bevoegd op basis van artikel 129, § 2 van de Grondwet. Het toezicht op die wetgeving werd toevertrouwd aan verschillende instellingen zoals de Vaste Commissie voor Taaltoezicht (adviezenrechtspraak), de Vlaamse minister bevoegd voor Binnenlands Bestuur (algemeen administratief toezicht (vernietigingsbevoegdheid) en de adjunct van de gouverneur (specifiek administratief toezicht (schorsingsbevoegdheid). Daarnaast zijn ook de rechtbanken ter zake bevoegd.

 

De Taalwet bestuurszaken is van openbare orde. Een dergelijke wet betreft de wezenlijke belangen van de Staat of van de gemeenschap. Bijgevolg kunnen administratieve diensten er niet rechtsgeldig van afwijken, tenzij een rechterlijke uitspraak hen daartoe dwingt.

 

Besluit advies Dienst van de adjunct van de gouverneur:

De faciliteitenregeling werd door de wetgever niet beperkt tot ‘Franstalige’ inwoners van de gemeenten met een speciaal taalstatuut; ze werd toegekend aan de inwoners van die gemeenten die het Frans wensen te gebruiken in hun contacten met de administratieve diensten. Inwoners van een randgemeente kunnen dus vrij kiezen tussen het Nederlands of het Frans. Die keuze is niet afhankelijk van persoonlijke kenmerken van de inwoner, zoals het feit dat hij Franstalig is, zijn gebruikelijke taal of moedertaal, zijn afkomst of nationaliteit. Een inwoner die vraagt om over te schakelen naar het Frans hoeft ook niet een bepaalde basiskennis van die taal aan te tonen. Alleen de volgende drie feitelijke criteria zijn van toepassing: de woonplaats en de hoedanigheid van de aanvrager en het (verzoek tot het) gebruik van het Frans. Ook niet-Franstalige huurders kunnen aan die criteria voldoen. Persoonlijke kenmerken zoals (sub)nationaliteit, afkomst of taal zijn wellicht problematisch, rekening houdend met de antidiscriminatiewetgeving. Vermits die kwestie buiten mijn bevoegdheden valt, achtte ik het aangewezen om het standpunt ter zake van Unia te vragen.

 

Ten slotte biedt de Taalwet bestuurszaken geen juridische basis aan de sociale verhuurkantoren om de kennis van het Frans te certificeren. Selor is de enige instantie die de kennis van de bestuurstaal (Nederlands) of de tweede taal (Frans) kan certificeren in de randgemeenten.

 

De Taalwet bestuurszaken is van openbare orde en moet door de diensten worden nageleefd.

Financiële gevolgen

Dit besluit heeft geen financiële gevolgen voor het OCMW.

 

Visum

Niet van toepassing

 

 

 

Besluit

 

Met algemene stemmen.

 

Artikel 1:

De raad voor maatschappelijk welzijn neemt kennis van het advies van de dienst van de adjunct van de gouverneur van Vlaams Brabant.

 

Artikel 2:

De raad voor maatschappelijk welzijn besluit dat er geen enkele wettelijke basis is om te bepalen of een huurder (die dus inwoner is van Drogenbos) die aangeeft beroep te willen doen op de faciliteitenregeling (Taalwet bestuurszaken) een bepaald niveau van kennis van het Frans moet aantonen om effectief beroep te kunnen doen op de faciliteitenregeling.

 

Artikel 3:

De raad voor maatschappelijk welzijn besluit dat wanneer een nieuwe onderhuurder aangeeft het Frans te willen gebruiken, deze aangeeft beroep te willen doen op de faciliteitenregeling (Taalwet bestuurszaken) en deze dus ook het recht heeft hier beroep op te doen ongeacht het niveau van zijn kennis van het Frans. En dat er geen sprake is van het moeten bewijzen van de taalkennis Nederlands na één jaar onderhuurder te zijn.

 

Artikel 4:

De raad voor maatschappelijk welzijn besluit voorlopig - in afwachting van het advies van UNIA - dat wanneer een nieuwe onderhuurder die noch het Nederlands, noch het Frans machtig is, geïnformeerd wordt bij het ondertekenen van het onderhuurcontract dat hij na één jaar gehuisvest te zijn in de gemeente Drogenbos zal gecontacteerd worden om te vragen of hij zich wenst te beroepen op de faciliteitenregeling (Taalwet bestuurszaken). Indien deze zich niet wenst te beroepen op de faciliteitenregeling zal hij de gevraagde taalkennis zoals opgenomen in de Vlaamse Codex Wonen dienen aan te tonen.

 

Artikel 5:

Na ontvangst van het advies van UNIA, zal dit punt opnieuw geagendeerd worden op een raad voor maatschappelijk welzijn.

 

 

Publicatiedatum: 24/09/2021
Overzicht punten

 

Raad voor maatschappelijk welzijn van 16/08/2021

Besluit - Organisatiebeheersing - Algemeen kader - Goedkeuring

 

Juridische grond

De organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, meer bepaald artikels 2017 tot en met 220.

 

Feiten en context

Het document beschrijft het algemeen kader dat de basis vormt van het organisatiebeheersingssysteem in het lokaal bestuur Drogenbos (gemeente en OCMW). De algemeen directeur stelt het organisatiebeheersingssysteem van de organisatie vast, in overleg met het managementteam. Hij laat dit goedkeuren door de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn.

 

Ieder lokaal bestuur in Vlaanderen is decretaal verplicht om een organisatiebeheersingsysteem te ontwikkelen, toe te passen en hierover te rapporteren. Dit moet ertoe bijdragen om, zoals de naam het zegt, de organisatie zo goed mogelijk te "beheersen" of onder controle te hebben. Samengevat zorgt een goede organisatiebeheersing ervoor dat de organisatie:

         Weet waar ze naartoe wilt (strategie en doelstellingen);

         Bewust is van de eventuele hinderpalen/risico's voor het bereiken van de strategie en doelstellingen;

         Acties onderneemt om deze risico's te beheersen (én deze periodiek evalueert en bijstuurt).

 

Organisatiebeheersing biedt redelijke, maar geen absolute zekerheid. Alle mogelijke risico's van een organisatie, van alle diensten of van alle medewerkers afdekken is dus weinig realistisch, maar we moeten wel alles in het werk stellen om er zo goed mogelijk op te anticiperen. Daarom is een goed en degelijk uitgewerkt systeem belangrijk.

Het organisatiebeheersingssysteem bepaalt met andere woorden op welke wijze het bestuur dit concreet vormgeeft.

 

Adviezen

Het advies van het managementteam op datum van 20/05/2021.

Financiële gevolgen

Dit besluit heeft geen financiële gevolgen voor het OCMW.

 

Visum

Niet van toepassing

 

 

 

Besluit

 

Met algemene stemmen.

 

Artikel 1:

Het organisatiebeheersingssysteem zoals uitgewerkt door de algemeen directeur en beschreven in het document 'Organisatiebeheersing - Algemeen kader' wordt goedgekeurd.

 

Artikel 2:

Het document 'Organisatiebeheersing - Algemeen kader' maakt integraal deel uit van dit besluit.

 

 

Publicatiedatum: 24/09/2021